Tom Böhm & Chantal Keijsper
In memoriam J.J. Oversteegen
Blaricum 2 januari 1926 - Vierhouten 7 juli 1999
Woensdag 7 juli overleed in zijn woonplaats Vierhouten Jaap Oversteegen. Sinds 1992 was hij voorzitter van het Multatuli-Genootschap. Bij zijn aantreden sprak hij in Over Multatuli (1993, nr. 31) de hoop uit dat het genootschap een stimulerende rol zouspelen in het Multatuli-onderzoek, dat volgens hem nog in de kinderschoenen stond. Als mogelijke onderwerpen noemde hij: Multatuli's stijl, zijn retorica, Multatuli in internationaal verband, zijn opvattingen over de positie van de vrouw, zijn ideeën over opvoeding, Multatuli en de politiek. Er werd een Multatuli Essay- en Scriptie-prijs ingesteld en Oversteegen onderzocht de mogelijkheden voor een Multatuli-leerstoel.
Op de jaarvergaderingen genoten de leden van Oversteegens eruditie en beminnelijkheid. De bestuursvergaderingen waren een zaak apart. Vanwege zijn reistijd kwamen de bestuursleden bijeen onder etenstijd. De ‘pizzavergadering’ werd een begrip. Natuurlijk was er een agenda, maar veel aangenamer waren Oversteegens digressies over alle mogelijke onderwerpen.
Als het om zaken ging behoedde Oversteegen ons voor een te groot gebrek aan realiteitszin. Als het uit de hand liep, riep hij zichzelf en ook ons tot de orde. Hij was als een vlinder die ook rechtuit kon vliegen. Hij stimuleerde, corrigeerde en adviseerde. Hij maakte zelfs een bestuursplan waarin ieders taken werden beschreven. Ook in menselijk opzicht kon je bij hem terecht en liet hij zich niet onbetuigd. Een klein gebaar, een briefje, een gesprek. Schuchter als hij was, wilde en kon hij er voor de ander zijn. Ook zonder woorden.
Enkele maanden voor zijn dood verscheen Etalage. Uit het leven van een lezer. De ontwikkeling van zijn leesgedrag staat hierin centraal, maar we krijgen veel meer te zien van Jaap Oversteegen, zoals zijn jeugd, diensttijd, studentenleven en zijn contacten met binnen- en buitenlandse schrijvers, uitgevers, boekhandelaren en literaire agenten. Velen werden zijn vrienden.
Oversteegen kwam al vroeg in aanraking met literatuur. Hij groeide op temidden van boeken; zowel zijn vader als zijn moeder waren verwoede lezers. De kleine kunstnijverheidswinkel die zijn moeder voor haar huwelijk was begonnen, groeide later uit tot een volwassen boek- en kunsthandel annex uitleenbibliotheek. Ook de grootouders van beide kanten lazen. Zijn grootmoeder was een groot bewonderaarster van Multatuli, die over haar geliefde auteur sprak ‘met een verering die mijn vader tureluurs maakte en met de deuren deed slaan’, aldus Oversteegen. Op zijn zestiende las hij Du Perron, Multatuli en Vestdijk. Hij werd een erudiet lezer, altijd op zoek naar boeken die zijn wereld konden veranderen.
Na zijn studie Geschiedenis en Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam was hij achtereenvolgens leraar aan de hbs en Kweekschool te Deventer, directeur van de Stichting voor Vertalingen, wetenschappelijk medewerker Algemene Literatuurwetenschap (UvA), hoogleraar Nederlands (UvA) en tot slot hoogleraar Theoretische en Vergelijkende Literatuurwetenschap aan de Universiteit van Utrecht. Beroemd is hij natuurlijk geworden met het tijdschrift Merlyn en zijn dissertatie Vorm of vent.
In 1988 ging hij met vervroegd emeritaat om een boek te schrijven waarin hij, zoals hij het zelf zegt, ‘nu eens haarfijn uit de doeken zou doen waarom het mij in de letteren gaat’. Dit werd de tweedelige biografie van Cola Debrot (1994). Wat hem in Debrot aantrok, was de integratie van kunst en politiek. Dit verklaart mede zijn grote bewondering voor Multatuli, hij noemde het zelf ook wel ‘Multatuli-ziekte’.
Zijn eerste publicatie over Multatuli stamt uit 1951. Toen Het Parool op 23 december 1950 een wedstrijd uitschreef voor een pastiche, in de trant van Multatuli's Ideën over de Amsterdamse tram, Nieuw Guinea of de televisie, greep Oversteegen naar zijn pen en won de wedstrijd. Op 3 februari 1951 publiceerde de krant de winnende pastiche over Nieuw Guinea (afgedrukt in: Over Multatuli, 1993, nr. 31, p. 56). Zijn vader was hier niet enthousiast over: ‘Bah, snertjongen. Wat haalt hij nu weer voor fratsen uit. Hij moet gewoon studeren!’.
Hij publiceerde een aantal artikelen in Over Multatuli over de vertaling van Maria Theresia en de vrijmetselaars (samen met J. Kortenhorst (1989, nr. 5), een bewerking van een lezing voor het Multatuli-Genootschap in 1989, getiteld ‘Een literatuuropvatting in actie’ (1989, nr. 23), voorts ‘De organisatie van Max Havelaar’ (in: Merlyn 1, 1962-1963, nr. 6), ‘Multatuli in het buitenland’ (in: P.H. Dubois e.a., Honderd jaar Max Havelaar. Essays over Multatuli. (1962) en ‘Multatuli's kunstgrepen, een retorica van domme August’ (in: Het retorisch antwoord, red. R. Engbersen e.a., 1991). In 1970 verscheen de bundel Multatuli en de kritiek. Een bloemlezing uit de literatuur over Multatuli. Ingeleid en samengesteld door J.J. Oversteegen. Daarnaast schreef hij vele inleidingen en nawoorden bij herdrukken van Multatuli's werk. Zijn belangrijkste Multatuli-studie is De redelijke Natuur (1987). Overtuigend laat hij hierin zien hoe wezenlijk voor Multatuli's poëtica de begrippen rede en natuur zijn.
Dat de natuur echt altijd zo redelijk is valt maar moeilijk te aanvaarden. Dan is het ook redelijk dat wij verdrietig zijn. Jaap Oversteegen is dan dood, maar, om met Multatuli te spreken, we laten het er niet bij.
Met dank aan mevr. S.E. Oversteegen-Hoven.
Bron: Over Multatuli. Jrg. 21, nr. 42, p. 3-4